Volgens de familielegende was Toos Roodzant (1896-1999) spruitjes aan het schoonmaken, de dag dat haar enorme schaaktalent zich openbaarde. Ze had op dat moment, we spreken rond 1928, alleen wat basale kennis van het schaken. Voor een vrouw was dat al heel wat, want vrouwen schaakten nauwelijks in die tijd. Dat kónden ze ook helemaal niet, dachten velen. En misschien dacht Toos dat zelf ook wel.
Meesterlijk
Haar man David schaakte wél. Hij kon het heel goed en was lid van de Rotterdamse schaakclub De Pion. Het kwam nogal eens voor dat een partij schaak daar halverwege werd afgebroken, om later voortgezet te worden. Dan nam David een schaakvriend mee naar huis en besprak met hem aan de keukentafel met welke zet hij het spel zou hervatten. Dat deed hij door op zijn eigen schaakbord de stukken te plaatsen op de posities van het moment van afbreken.
Toos zat vaak bij die gesprekken. Veel zei ze dan niet. Ze keek en luisterde vooral. Zo ging het ook die bewuste dag. David kwam thuis van een onderbroken partij schaak bij De Pion. Met een vriend analyseerde hij de wedstrijd en bepaalde de strategie voor de voortzetting. Toos schilde ondertussen de spruitjes. Ook nu luisterde ze en keek ze toe.
Pas ’s avonds zei ze er iets over. Net nadat ze met David in bed was gekropen.
‘Luister eens, schat… die zet waarmee je wilt verdergaan…’
David keek haar aan. Verbaasd. Toos had zich nog nooit met zijn schaken bemoeid.
‘Wat is daarmee?’
‘Je zit ernaast’, zei Toos. ‘Je zit er helemaal naast. Ik weet een veel betere zet.’
Ze kropen uit bed, staken de olielamp boven de keukentafel aan en bogen zich over het schaakbord. Toos verschoof een paar stukken. ‘Als je nou zó verdergaat, dan zal de tegenstander dit doen. En dan doe jij dit…’
Nu was het David, die alleen maar keek en niets zei. Hij staarde met halfopen mond naar het schaakbord. Vervolgens naar Toos. En weer naar het bord. Wat Toos hier voorstelde, was niet zomaar een slim ideetje. Het was meesterlijk, wat ze bedacht had. Zijn vrouw was een schaaktalent, besefte David. En niet zo’n kleintje ook.
De Pion
Nu David het talent van Toos had leren kennen, ging hij haar meteen schaakles geven. Hij leerde haar onder meer de verschillende manieren waarmee je een partij kunt openen. Daardoor kon zij een jaar later, in 1929, lid worden van De Pion. Als het allereerste vrouwelijke lid van de schaakclub. Daar bleek al snel hoe goed ze was. Binnen de kortste keren zat Toos aan het eerste bord en was ze haar man voorbijgestreefd.
Voor veel mannen in de club was dat wel even wennen. Zeker als ze een potje schaak niet van haar konden winnen, wat nogal eens voorkwam. Een wedstrijd verliezen was tot daaraan toe, maar verliezen van een vrouw was moeilijk te verteren. ‘Vrouwen horen niet te schaken, zij moeten geschaakt wórden’, riep een gefrustreerde tegenspeler uit.
Dat ze bepaald niet dom was, wist Toos allang. Op de lagere school was ze de beste leerling van de klas geweest. De hoofdmeester had erop aangedrongen dat ze verder zou leren na de zesde klas. Dat had er niet ingezeten, Toos moest direct na de lagere school gaan schoonmaken bij twee rijke tantes uit haar familie. ‘Op blote knieën’, zoals ze zelf zei, had ze als twaalfjarige vloeren moeten schrobben.
Een paar jaar later was ze in de ban van het socialisme geraakt en had ze zich aangesloten bij de SDAP, de voorloper van de huidige Partij van de Arbeid. Daar had ze David Roodzant ontmoet. Ze waren getrouwd en hadden drie kinderen gekregen.
Top tien van de wereld
In de jaren dertig lieten meer vrouwen zien dat ze konden schaken. Veel waren het er nog niet, maar genoeg om het eerste schaakkampioenschap voor vrouwen te kunnen organiseren. Toos deed eraan mee en in 1935 was ze de eerste vrouwelijke schaakkampioen van Nederland. In hetzelfde jaar werd Max Euwe wereldkampioen schaken, wat veel meer aandacht kreeg dan Toos’ prestatie. Ze heeft weleens tegen Euwe geschaakt. ‘Goed zo, moedertje’, schijnt hij tegen haar gezegd te hebben. Waarop Toos hem fijntjes liet weten dat ze zijn moeder niet was.
Landskampioen vrouwenschaak werd ze ook in 1936 en 1938, maar het hoogtepunt van haar carrière was in 1939. Toen was ze een van de twintig vrouwelijke deelnemers aan het wereldkampioenschap in Buenos Aires. Toos eindigde op de zevende plaats en behoorde dus tot de top tien van de wereld.
Kort daarna brak de Tweede Wereldoorlog uit en waren er vijf jaar lang geen schaaktoernooien. Toen die na 1945 weer op gang kwamen, was Toos over haar hoogtepunt heen. Het was nu haar rivaal Fenny Heemskerk die in de wereldtop schitterde.
Icoon
Nog vele jaren zou Toos blijven schaken. Tot ver in de jaren zestig deed ze mee aan nationale kampioenschappen en andere toernooien. Zelfs na het overlijden van David in 1957 ging ze daarmee door, ondanks het feit dat ze toen een baantje op kantoor moest nemen om in haar levensonderhoud te voorzien.
Tot op hoge leeftijd ging ze iedere vrijdagavond naar de schaakclub. Na afloop analyseerde ze thuis de gespeelde partij. Toen ze daarvoor te oud was geworden, kocht ze een schaakcomputer. Die waren kort daarvoor op de markt gekomen.
Toos overleed in 1999, op 102-jarige leeftijd. De familielegende was toen al uitgegroeid tot een verhaal dat in veel bredere kring bekend was. Toos was een icoon van de Rotterdamse schaakwereld geworden en een voorbeeld voor vrouwelijke schakers. Kort na haar dood werden in haar geboortestad Rotterdam een pad en een hofje naar haar vernoemd.
Met dank aan Henk Mesman en Toos Bruggeling-Mesman
Meer lezen over Toos Roodzant?
Boeken:
- Rotterdams Jaarboekje 2000, van het Historisch Genootschap Roterodamum, artikel “Catharina Roodzant-Glimmerveen, Rotterdams Schaakkampioene”, door Wijnand Dobbinga
Websites:
- https://nl.wikipedia.org/wiki/Catharina_Roodzant
- https://geschiedenislokaal010.nl/bronnen/catharina-roodzant-glimmerveen