Een strijdbare jonkvrouw

Tussen een reeks portretten op de prachtige tentoonstelling Het oog van Jan Veth in het Dordrechts Museum, stuitte ik op dat van de feministische jonkvrouw Jeltje De Bosch Kemper.

De portrettenreeks, getiteld Bekende Personen, dateert van eind 19de en begin 20ste eeuw. Hij bestaat uit overwegend witte mannen, ernstig voor zich uit kijkend, bebrild, be(bakke)baard of besnord. Bekende Nederlanders van destijds, van wie we nu de meesten niet meer kennen. Een van de weinige vrouwenportretten uit de reeks was dat van Jeltje de Bosch Kemper. Een feministe met een dubbele naam, dat wekte mijn nieuwsgierigheid. Wie was zij? Ik besloot op onderzoek uit te gaan.

Portret van Jeltje, gemaakt door Jan Veth in de serie ‘Bekende Persoonen’.

 

Hooggeboren
Jeltje de Bosch Kemper werd in 1836 geboren in een adellijke familie. Haar vader was jurist, hoogleraar en lid van de Tweede Kamer. Ze kwam dus uit de ‘hogere kringen’. Daarnaast was ze ongehuwd. En hoe vreemd het ook klinkt, als ongetrouwde vrouw van hoge komaf had je het niet gemakkelijk in de negentiende eeuw.

Je zou verwachten dat deze vrouwen een heerlijk, vrij leventje hadden. Geen verplichtingen aan een echtgenoot, geen kinderen om voor te zorgen. Ze woonden in de mooiste huizen van het land en er was altijd geld in overvloed. Hun handen hoefden ze niet vies te maken, dat deden de dienstbodes, wasvrouwen, tuinmannen en strijksters wel voor ze. Wat wil je nog meer, zou je denken.

Waarom had deze groep het dan zo moeilijk? Was het, omdat ze geen echtgenoot en kinderen hadden? Voor sommige van die vrouwen zal dat inderdaad een teleurstelling geweest zijn. Maar, net als in onze tijd, waren er ook vrouwen die helemaal geen behoefte hadden aan kinderen en er daarom bewust voor kozen om ongehuwd te blijven.

 

Niet zo vrij als het lijkt
De kern van hun probleem was dat ze hun vrije, ongehuwde leven niet naar eigen inzicht mochten invullen. Leefregels, normen en waarden, deels opgelegd door de kerk, beperkten hun bewegingsvrijheid enorm.

Zo was het ondenkbaar dat ze buitenshuis zouden gaan werken. Werken deed je om het geld, zoals de vrouwen in de armenwijken. Die móésten wel werken om het karige gezinsinkomen op te krikken. Door als dochter van een gegoede familie een baan te zoeken om geld te verdienen, wekte je de indruk dat jouw familie in financiële nood was. En dat was een schande. Werk zoeken was daarom geen optie en zo bleven deze vrouwen tot aan hun dood financieel afhankelijk van hun familie.

Ook het volgen van een opleiding was maar zeer beperkt mogelijk. De zonen van de rijke families gingen naar de universiteit, niet de dochters. Dat was niet nodig, zo was de redenatie, omdat een maatschappelijke carrière er voor vrouwen toch niet in zat. Het was genoeg als ze de etiquettes en omgangsnormen van hun stand kenden en wisten hoe een huishouding te bestieren. Daarvoor waren een paar jaar Franse school genoeg.

 

De verveling voorbij
Deze omstandigheden heeft ook Jeltje de Bosch van Kemper van nabij meegemaakt. Ze schijnt eens gezegd te hebben dat ze zich jarenlang had moeten bezighouden met lezen, tekenen en op visite gaan. Tot ze daar he-le-maal genoeg van had en ze stappen zette om haar leven meer inhoud te geven.

Jeltje ging zich inzetten voor vrouwenorganisaties die een onafhankelijke positie en meer onderwijsmogelijkheden voor vrouwen nastreefden. Daarin is ze zeer succesvol geweest, mag je concluderen als je leest wat ze allemaal voor elkaar heeft gekregen. Enkele voorbeelden daarvan:

  • In 1871 sloot Jeltje zich aan bij de Amsterdamse afdeling van de vrouwenvereniging Arbeid Adelt, opgericht door Betsy Perk. Die was ontstaan tijdens de Frans-Duitse oorlog van 1870-1871. Een groep vrouwen van hoge komaf verkocht hand- en borduurwerk en steunde het Rode Kruis met de opbrengsten ervan.  Toen de oorlog voorbij was, gingen ze door met het verkopen van eigen werk. Niet meer voor anderen, maar nu voor zichzelf: om zo hun eigen financiële onafhankelijkheid te vergroten.
  • Toen Jeltje na een meningsverschil met Betsy Perk werd ontslagen, richtte ze de vrouwenvereniging Tesselschade op. Deze nieuwe club had ongeveer dezelfde doelstellingen als Arbeid Adelt, maar benadrukte nog iets meer het belang van onderwijs voor vrouwen. Op Jeltjes initiatief richtte Tesselschade een opleidingsfonds op, dat tegenwoordig nog steeds bestaat.
  • Een belangrijk thema waar Jeltje zich op richtte, was onderwijs aan vrouwen. In 1878 was ze een van de oprichters van de Vereeniging voor Ziekenverpleging van het Witte Kruis, de eerste Nederlandse beroepsopleiding voor verpleegsters. Aan de eerste cursussen deed ze zelf mee. Ook voor andere opleidingen maakte ze zich hard, zoals voor de Amsterdamse Dagteken- en Kunstambachtschool voor Meisjes.

Samenvattend kun je stellen dat Jeltje de Bosch Kemper een toonaangevende feministe van haar tijd was, naast bekende namen als Wilhelmina Drucker en Aletta Jacobs. Die laatste twee waren wel een stuk radicaler dan Jeltje en vonden haar soms wat conservatief. Dat neemt niet weg, dat er veel waardering voor haar inspanningen is geweest. Dat blijkt ook uit de biografie, die collega-feministe Johanna Naber kort na Jeltjes dood heeft gepubliceerd.

Misschien was ook Jan Veth een bewonderaar van Jeltje en is zij daarom een van de weinige vrouwen geweest, die hij heeft uitgekozen voor zijn portrettenreeks.

 

Schutblad van de biografie die kort na Jeltjes dood verscheen

 

Jeltje de Bosch Kemper, afgebeeld in de biografie die Johanna Naber over haar schreef

 

Meer lezen over Jeltje de Bosch Kemper?

Boeken:

  • Het leven en werken van Jeltje De Bosch Kemper, door Johanna Naber, uitgegeven bij Tjeenk Willink & Zoon, 1918
  • 1001 Vrouwen uit de Nederlandse Geschiedenis, onder redactie van Els Kloek, uitgegeven bij VanTilt, 2013. Lemma 752.

Websites: